VERSCHILLEN
Tussen de oude en nieuwe man
Ter verduidelijking zijn de tegenstellingen vrij zwart-wit opgeschreven:
Materiële of spirituele behoefte
- De oude man heeft materiële behoeften (bezit, uiterlijk);
- De nieuwe man heeft spirituele behoeften (wenst in verbinding te leven, innerlijk).
Angst of vertrouwen
- De oude man wordt gedreven door angst (bang om alles en iedereen te verliezen, inclusief zichzelf);
- De nieuwe man leeft in vertrouwen (maakt zich geen zorgen).
Controle of overgave
- De oude man wil graag alles onder controle houden en invloed uitoefenen;
- De nieuwe man geeft zich over (wacht af en weet alles is goed, alles dient een doel).
Bedreiging of uitdaging
- De oude man ziet tegenslag als bedreiging (gevaar);
- De nieuwe man ziet tegenslag als uitdaging (kans).
Tekort of niet
- De oude man gaat uit van schaarste (er is niet genoeg voor iedereen);
- De nieuwe man leeft in overvloed (komt niets tekort).
Wel of geen verwachtingen
- De oude man heeft veel verwachtingen en raakt daardoor ontevreden;
- De nieuwe man heeft geen verwachtingen (geeft het leven de ruimte om zich te presenteren).
Wel of geen verlangens
- De oude man verlangt van alles;
- De nieuwe man heeft niets te willen (krijgt wat hij nodig heeft).
Reageren of scheppen
- De oude man reageert op gebeurtenissen (is zich niet bewust van eigen inbreng);
- De nieuwe man stippelt zijn levenspad bewust uit (schept zijn eigen leven).
Complex en eenvoud
- Het leven van de oude man is complex en druk;
- Het leven van de nieuwe man is eenvoudig en rustig.
Alleen of samen
- De oude man voelt zich afgescheiden van de rest (eenzaam);
- De nieuwe man voelt zich verbonden met al wat leeft (eenheidsgevoel).
Gebonden of verbonden
- De oude man is gebonden (zit vast in groepen en aan groepsnormen);
- De nieuwe man is verbonden (in vrijheid samenzijn)
God buiten of binnen
- De oude man zoekt God buiten zichzelf;
- De nieuwe man zoekt God in zichzelf.
Kunstmatig of natuurlijk
- De oude man staat los van de natuur (kunstmatige levensstijl)
- De nieuwe man is natuur (natuurlijke levensstijl)
Hoofd of intuïtie
- De oude man leert alles uit het hoofd (kennis, feiten);
- De nieuwe man is gericht op eigen weten (intuïtie).
Inspanning of ontspanning
- De oude man creëert met spierkracht (in het zweet werken);
- De nieuwe man creëert met gedachtekracht (plezierig en ontspannen werken).
Jij en ik
- De oude man zoekt hulp buiten zichzelf (dokter, meester, etc.);
- De nieuwe man gaat bij zichzelf te raden (eigen weten).
Schuldig of onschuldig
- De oude man wijst de beschuldigende vinger naar anderen (neemt geen verantwoordelijkheid voor eigen doen en laten);
- De nieuwe man wijst naar zichzelf (neemt wel verantwoordelijkheid voor eigen doen en laten).
Star of flexibel
- De oude man is geneigd steevast op dezelfde manier te reageren (star);
- De nieuwe man zoekt naar nieuwe mogelijkheden (flexibel).
Schuilen of zoeken
- De oude man is bang voor verandering (blokkeert);
- De nieuwe man zoekt bij verandering naar nieuwe inzichten en mogelijkheden (uitdaging).
Buik of hart
- De oude man handelt vanuit emoties (boosheid, pijn angst en verdriet);
- De nieuwe man handelt vanuit het hart (onvoorwaardelijke liefde).
Beperking of ruimte
- De oude man stopt iedereen in een keurslijf (wat wel en niet mag);
- De nieuwe man geeft zichzelf en anderen ontwikkelingsruimte.
Ik of wij
- De oude man vindt zichzelf geweldig (ego);
- De nieuwe man ziet de schoonheid van zichzelf en anderen (ziel).
Masker op of af
- De oude man wil er graag bijhoren (offert zichzelf desnoods op);
- De nieuwe man is altijd zichzelf (staat in eigen kracht).
Doen of zijn
- De oude man laat zijn waardering afhangen van zijn prestaties (doen);
- De nieuwe man waardeert zichzelf zoals hij/zij is (zijn).
Wel en niet kunnen
- De oude man baalt van wat hij niet kan;
- De nieuwe man waardeert zijn kwaliteiten.
Toen, nu of straks
- De oude man zit vast aan het verleden of verliest zichzelf in de toekomst;
- De nieuwe man leeft in het nu.
Denken en voelen
- De oude man baseert keuzes op gedachten (verstand);
- De nieuwe man baseert keuzes op gevoelens (intuitie).
Wel of geen magie
- De oude man gelooft alleen wat hij ziet (sceptisch, verstand);
- De nieuwe man gelooft in wonderen (magie).
Verlost of bijgelicht
- De oude man gelooft dat hij op een dag zal worden gered (komst van de verlosser);
- De nieuwe man weet dat hij alleen zichzelf kan redden (komst van de verlichter).
Volgzaam of zelfbewust
- De oude man laat zich van alles voorkauwen (van hogerhand en via media);
- De nieuwe man gaat op zoek naar zijn eigen waarheid.
Alleen of samen
- De oude man denkt er alleen voor te staan op aarde;
- De nieuwe man is zich bewust van de hulp vanuit de sferen (zielenfamilie en gidsen).
Beperkte of ruime blik
- De oude man denkt dat de aarde de enige bewoonde planeet is (laag bewustzijn);
- De nieuwe man weet dat het universum een levendig geheel vormt met leven in alle soorten en maten (groot bewustzijn).